• Accountants | Fiscalisten | Juristen
  • 035-6235864
  • info@bharatsingh.nl

Artikel

Bij meerdere zaken recht op evenzovele proceskostenvergoedingen

Bezwaarschriften die een standaardtekst hebben en die kort achter elkaar ingediend worden hoeven nog niet identieke zaken te betreffen. Hof Amsterdam en de Hoge Raad oordelen dat ook in deze procedures individuele omstandigheden van de belanghebbenden aan de orde komen en dat hierdoor geen korting op proceskostenvergoeding hoeft plaats te vinden. Aan belanghebbenden, eigenaren en gebruikers van woonarken te Amsterdam, zijn voor de jaren 1997 en 1998 aanslagen roerende-ruimtebelastingen opgelegd. Het bezwaar is door de Directeur der Gemeentebelastingen afgewezen. De gemachtigde, een woonbootorganisatie, dient namens 129 belanghebbenden beroep in.

In iedere zaak was de vraag aan de orde of de aanslagen naar de juiste heffingsgrondslag waren opgelegd. In een 46-tal uitspraken verklaart het Hof het beroep gegrond. Het Hof oordeelt dat er geen sprake is van zaken die nagenoeg identiek konden zijn en dat de beroepen gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn ingesteld.

In elke beroepzaak wordt de vraag gesteld of de aanslag naar de juiste heffingsgrondslag is opgelegd. De werkzaamheden van de gemachtigde betreffen in belangrijke mate de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

De Directeur wordt hierbij veroordeeld tot vergoeding van 46 keer proceskosten, in totaal circa ƒ. 65.000. Het College van Burgemeester en wethouders dient tegen de proceskostenveroordeling een beroepschrift in cassatie in. De Hoge Raad oordeelt dat een korting op de proceskosten-vergoeding niet hoeft plaats te vinden.

Voor de praktijk

Voor een algemene bespreking van de regeling over de vergoeding van proceskosten verwijs ik naar de bespreking in Belasting Advies van 29 augustus 2003, 2003/16.2. Voor wat betreft de vergoeding van proceskosten is het gerechtshof bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die de andere partij heeft moeten maken met de behandeling van het bezwaar en het beroep. De proceskostenvergoeding wordt berekend aan de hand van de formule A x B x C. Hierbij valt onder A de werkzaamheden van de gemachtigde. B betreft de zwaarte van de zaak en C betreft de vraag of er sprake is van samenhangende zaken.

Samenhangende zaken worden beschouwd als één zaak. De omschrijving hiervoor luidt: zaken die gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig door een of meer belanghebbenden tegen nagenoeg identieke besluiten op vergelijkbare gronden ingestelde beroepen waarin rechtsbijstand is verleend door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.

Als voorbeeld wordt genoemd de leden van een bewonersvereniging van een appartement.
Ook al bedient de adviseur zich in meerdere gevallen van een standaardmotivering, dan betekent dit nog niet dat er sprake is van samenhangende zaken. Zolang maar aangegeven is dat er werkzaamheden worden verricht die de individuele omstandigheden van de belanghebbende betreffen. Hetzelfde geldt als het Hof de zaken uit proceseconomische overwegingen gevoegd behandeld.

Zelfs als geoordeeld wordt dat er sprake is van samenhangende zaken, dan kan dit invloed hebben op de hoogte van de proceskostenvergoeding. Indien er sprake is van minder dan vier samenhangende gevallen wordt op grond van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht een factor van 1 toegepast. Zijn er vier of meer samenhangende gevallen, dan is de factor 1,5.

Een situatie die sterk op het bovenstaande lijkt, is de regeling van het collectief massaal bezwaar (in de literatuur genoemd een rampenplan voor fiscale massahysterie). Denk hierbij aan de discussie rondom het vakantiegeld. Deze regeling is in werking getreden op 1 april 2003. Bovenvermelde procedures waren toen al aanhangig gemaakt.

Is er een groot aantal bezwaren binnengekomen tegen de beslissing op eenzelfde rechtsvraag, dan kan de staatssecretaris dit bezwaar aanwijzen als massaal bezwaar. Hij zendt van de aanwijzing een afschrift naar de Tweede Kamer. De aanwijzing vervalt als de Tweede Kamer zich hier niet mee kan verenigen. Een of meer bezwaren wordt uitgelicht en aan de rechter voorgelegd. Daarnaast wordt één inspecteur aangewezen om collectief uitspraak te doen.

Er vindt geen hoorzitting plaats. Als de aan de rechter voorgelegde bezwaren zijn afgewezen beslist de inspecteur binnen zes weken door middel van één collectieve uitspraak op alle bezwaren. Deze wordt bekendgemaakt in een door de overheid uitgegeven blad of dagblad of huis-aan-huisblad. Op verzoek van de belanghebbende kan de inspecteur de collectieve uitspraak vervangen door een individuele. Het beroep kan dan slechts de rechtsvraag betreffen.

Ik wijs ook nog op de omgekeerde situatie. Staat vast dat zaken samenhangend zijn, dan heeft dit niet alleen gevolgen voor de proceskostenvergoeding maar ook voor de eventuele betaling van het griffierecht. Indien het een beroepschrift betreft ter zake van twee of meer samenhangende besluiten of van twee of meer indieners, dan is eenmaal griffierecht verschuldigd. Het griffierecht bedraagt is dat geval het hoogste dat voor een van de besluiten of door een van de indieners (natuurlijke persoon of rechtspersoon) verschuldigd is.

Artikel
Artt. 8:14, 8:41, 8:75 Awb, art. 25a AWR.
Verder lezen
Vakstudie Awb, art. 8:75, aantek.12.
Besluit proceskosten Bestuursrecht d.d. 22 december 1993, Stbl.. 763.
A.M. Hamers, G.A. Weenink, Handleiding fiscaal procesrecht, Elsevier 2002, blz. 179-198.
E.B. Pechler, Belastingprocesrecht, Fiscale Monografieën nr. 107, Kluwer 2003, blz. 118-119, 223-238.
J.A. Smit, Bezwaar in belastingzaken, Fiscale Monografieën nr. 59, Kluwer 2002, blz. 60-63.
Belasting Advies in de praktijk, 2003/16.2, Geen proceskostenvergoeding voor taxi- en kopieerkosten.
Hoge Raad 16 juni 1999, nr. 1999/286, BNB 1999/286 (vakantiegeld).
Bron
Hoge Raad d.d. 1 oktober 2004, nrs. 37851, 39191 en 39192.