• Accountants | Fiscalisten | Juristen
  • 035-6235864
  • info@bharatsingh.nl

Artikel

Geen compromis bij afwijking van aanvaarding voorstel

De Hoge Raad heeft onlangs voor de geldigheid van een compromis tussen partijen uitgemaakt, dat van belang is dat partijen van de inhoud van het aanbod niet mogen afwijken, tenzij er sprake is van een afwijking van ondergeschikte aard. Aan belanghebbende is een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995 opgelegd. De inspecteur is afgeweken van de aangifte en heeft een correctie aangebracht wegens het afzien van pensioenrechten, omdat belanghebbende reeds enkele malen zijn pensioen had opgeschort. Belanghebbende stelt in reactie hierop dat het pensioen niet is vrijgegeven maar slechts is uitgesteld.

Op de zitting heeft de voorzitter van de belastingkamer van het Gerechtshof aan partijen een compromis voorgesteld. Dit voorstel hield in dat als pensioeningangsdatum de datum genoemd in de pensioenbrief, 1 januari 1995, werd aangehouden en dat op de jaarlijkse pensioenuitkering tot 1 juni 1999 in mindering komt het gebruikelijk loon. Partijen kregen de gelegenheid hierop schriftelijk te reageren.

De gemachtigde reageert middels een faxbericht als volgt: Partijen stellen de pensioeningangsdatum vast op 1 januari 1995; op de pensioenuitkeringen die vanaf dat moment gaan lopen wordt hetgeen is genoten als gebruikelijk loon in mindering gebracht.

Het Hof komt tot de conclusie dat tussen partijen een compromis is bereikt.

Belanghebbende dient hierop het beroep in cassatie in en stelt dat er geen compromis was bereikt, onder meer doordat het Hof er ten onrechte van uitging dat tot 1 juni 1999 het gebruikelijk loon in mindering zou komen op de jaarlijkse pensioenuitkeringen (en daarna niet meer). De Hoge Raad volgt het standpunt van belanghebbende dat geen compromis is bereikt en vernietigt de uitspraak van het Hof.

Voor de praktijk

De hoofdregel luidt dat belastingen worden geheven uit kracht van de wet (artikel 104 Grondwet). Niettemin kunnen zich onzekerheden voordoen, die niet via de fiscale publiekrechtelijke weg kunnen worden opgelost. Om deze rechtsonzekerheid te voorkomen en om geschillen te beëindigen wordt naar het instrument van het compromis gegrepen. Het handvat hiertoe biedt het civiele recht in art. 7:900 Burgerlijk Wetboek. In dit artikel is de vaststellingsovereenkomst geregeld. De Hoge Raad heeft in het bekende arrest ‘toiletjuffrouwarrest’ het fiscaal compromis gekwalificeerd als een vaststellingsovereenkomst in de zin van Boek 7, titel 15 BW. Hiermee zijn derhalve alle leerstukken van het verbintenissenrecht op het fiscaal compromis van toepassing.

Het al dan niet verbindende karakter van het fiscaal compromis wordt in het bijzonder beheerst door de artikelen 7: 900 en 902 BW. De Hoge Raad heeft aangegeven dat een fiscaal compromis bindend is voor partijen, tenzij het fiscaal compromis tevens in strijd komt met de goede zeden of de openbare orde. In het runderdarmslijmerij arrest heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat een vaststellingsovereenkomst onverbindend is als partijen op het moment van aangaan van het compromis beoogden in strijd met de wet te handelen.

Het aanbod tot het aangaan van een overeenkomst kan zijn geldigheid verliezen. Zo kan de geldigheid van het aanbod te niet gaan door: tijdsverloop, niet aanvaarding binnen redelijke termijn, herroeping van het aanbod, verwerping van het aanbod, afwijken van het aanbod, etc..

In onderhavige casus heeft het hof aan partijen een compromisvoorstel voorgelegd, dat door partijen integraal moest worden aanvaard. Wordt bij de aanvaarding afgeweken van het aanbod en een van de partijen maakt hiertegen bezwaar, dan is er geen compromis tot stand gekomen. In het onderhavige geval heeft de inspecteur niet de gelegenheid gehad om bezwaar te maken hetgeen niet inhoudt dat de inspecteur gebonden wordt geacht aan de inhoud van belanghebbendes aanvaarding.

Er is in casu sprake van een nieuw aanbod door de gemachtigde en verwerping van het oorspronkelijke (eerste) aanbod van het Hof. Wijkt de aanvaarding van het (eerste) aanbod op de voet van artikel 6:225 lid 2 BW slechts op ondergeschikte punten af, dan is toch een overeenkomst tot stand gekomen tenzij de wederpartij onverwijld bezwaar maakt tegen de verschillen.

De fiscale vaststellingsovereenkomst kent geen wettelijk vormvereiste. Dit kan leiden tot bewijsproblemen. Bij een voor te stellen vaststellingsovereenkomst verdient het aanbeveling de tekst op schrift te stellen. In casu hebben niet partijen een voorstel gedaan maar heeft dit plaatsgevonden via het Hof en wel tijdens de mondelinge behandeling, waarvan door de griffier geen aantekeningen zijn gemaakt.

De aanvaarding kon derhalve door de griffier niet worden gecontroleerd. Het verdient aanbeveling om erop toe te zien dat de griffier, voorzover een compromis door het Hof wordt voorgestel dit in een proces verbaal te laten opnemen (akte vragen), danwel op schrift te laten stellen en dit aan partijen voor akkoord te doen tekenen. Hierdoor voorkomt men misverstanden en uiteraard de discussie over de geldigheid van het compromis.

Artikel
Art. 7:900 BW.
Verder lezen
P.J. Wattel, De reikwijdte van de fiscale vaststellingsovereenkomst, WPNR, 1996,6217, 6216, 6230.
M.W.C. Feteris, Formeel Belastingrecht, 1999, blz. 377-391.
BNB 1981/230, BNB 1993/63 (toiletjuffrouw-arrest), NJ 1997/570.
Bron
Hoge Raad 20 december 2002, nr. 37456