• Accountants | Fiscalisten | Juristen
  • 035-6235864
  • info@bharatsingh.nl

Artikel

Alleen in de wet genoemde proceskosten worden vergoed

Een taxi is geen openbaar vervoermiddel. Voor vergoeding van proceskosten komen slechts de bij besluit limitatief opgenoemde kosten in aanmerking. Taxikosten horen daar niet toe. Maar welke kosten komen dan voor vergoeding in aanmerking? Onlangs heeft de Hoge Raad het volgende arrest gewezen met betrekking tot proceskostenvergoeding. Belanghebbende voert aan buitengewone lasten op de uitgaven voor vervoerskosten, kleding en beddengoed, thuiszorg en een bril. De inspecteur accepteert deze posten niet. In de daaropvolgende procedure oordeelt het Hof dat belanghebbende de uitgaven voor thuiszorg en de bril niet aannemelijk heeft gemaakt.

Het Hof vernietigt de uitspraak van de inspecteur en kent belanghebbende een proceskostenvergoeding toe die gelijk is aan de reiskostenvergoeding voor de laagste klasse van het openbaar vervoer. Belanghebbende is het niet eens met de toegekende proceskostenvergoeding.

Hij wenst de door hem werkelijk gemaakte kopieerkosten en kosten voor taxivervoer integraal vergoed te krijgen. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het Hof, omdat de gemaakte kosten niet worden genoemd in het Besluit proceskosten fiscale procedures.

Voor de praktijk

1) In het fiscale recht komt aan belanghebbende het recht van een vergoeding toe als in een procedure de aanslag wordt vernietigd of verminderd. Het gerechtshof is de instantie die de inspecteur kan veroordelen in de proceskosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
2) Tot 1 september 1999 werden de proceskosten vergoed op grond van het Besluit proceskosten fiscale procedures. Sedert 1 september 1999 is dit besluit vervangen door het Besluit proceskosten bestuursrecht. In het besluit worden limitatief de kosten genoemd die voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten zijn:
a) Door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het tarief is bepaald aan de hand van een puntenstelsel voor handelingen genoemd in de bijlage bij het besluit. Eén punt is € 322.
Vervolgens worden de punten vermenigvuldigd met wegingsfactoren al naar gelang de zwaarte van de zaak. Ter illustratie:

De adviseur dient een beroepschrift in en verschijnt ter zitting. Het gaat om een zware zaak. De inspecteur wordt veroordeeld in de kosten. De vergoeding volgens het puntenstelsel bedraagt:
Beroepschrift 1 punt
Verschijning adviseur 1 punt
Totaal 2 punten x wegingsfactor zware zaak 1,5 = 3 punten
De totale vergoeding bedraagt 3 X € 322 = € 966.
b) Kosten van een getuige, deskundige of tolk (vergoeding volgens de Wet tarieven in strafzaken);
c) Reis- of verblijfkosten (vergoeding volgens het Besluit tarieven in strafzaken);
d) Verletkosten (deze liggen tussen €4,54 en €53,09 per uur);
e) Kosten van uittreksels, telefaxen, telefoongesprekken, e.d. (werkelijke kosten);
f) Kosten van het als gemachtigde optreden van een arts krachtens enig wettelijk voorschrift (de helft van het tarief volgens het puntenstelsel).
3) Niet alleen bij vernietiging of vermindering van de aanslag worden proceskosten vergoed. Ook bij intrekking van het beroepschrift, wanneer de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan het bezwaar tegemoetkomt, kan het hof de inspecteur in de kosten veroordelen. Dit verzoek moet tegelijk met de intrekking van het beroepschrift plaatsvinden. Veroordeling vindt plaats, ook al treft de inspecteur geen verwijt, bijvoorbeeld bij kwijtschelding van een verhoging of het overschrijden van een redelijke termijn.
4) Ook zonder een rechterlijke tussenkomst kunnen partijen een vergoeding overeenkomen. Belanghebbende en inspecteur kunnen een overeenkomst sluiten, waarin staat dat belanghebbende afstand doet van het recht om de inspecteur via het hof in de kosten te laten veroordelen.
5) Sedert 12 maart 2002 is de Wet Kosten bestuurlijke voorprocedures van kracht.
Deze wet is voor het fiscale recht van toepassing verklaard voor de bezwaarschriftprocedure. De voorwaarden om voor vergoeding van kosten gemaakt tijdens de bezwaarprocedure in aanmerking te komen zijn
– Het betreft een besluit genomen na 12 maart 2002.
– Het besluit wordt herroepen wegens aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid.
– Het mag niet gaan om een bezwaarschrift tegen een voorlopige aanslag.
– Het gaat om kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken.
– Het gaat om kostenposten genoemd in art. 1 Besluit Proceskosten Bestuursrecht.
– De te vergoeden kosten moeten redelijk zijn.
– Belanghebbende moet duidelijk en voor de uitspraak op bezwaar verzoeken om een vergoeding.
De vergoeding is gebaseerd op het puntenstelsel van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Voor de bezwaarschriftenfase is het bedrag per punt gehalveerd van € 322 naar € 161.

6) Tot het moment van uitspraak op bezwaar, dan wel beroepschrift kan belanghebbende verzoeken om proceskostenveroordeling. Nadien is dit niet meer mogelijk.
7) Het afwijzen van proceskostenvergoeding in de bezwaarfase is een beslissing. Tegen deze beslissing kan belanghebbende beroep instellen bij het hof.
8) Het vorderen van vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten in plaats van een forfaitaire vergoeding maakt geen kans van slagen, omdat door de wettelijke vastlegging de weg afgesloten is naar de burgerlijke rechter om voor vergoeding van de werkelijke kosten in aanmerking te komen. Bovendien is de forfaitaire vergoeding volgens het besluit ook ‘Verdrags-proof’.
9) Slechts onder zeer bijzondere omstandigheden is het mogelijk een hogere vergoeding te krijgen dan volgens het karige puntenstelsel. Hier moet worden gedacht aan situaties waarin de kosten zijn veroorzaakt door zeer onzorgvuldig handelen van de inspecteur (tegen beter weten in handelen).
10) In theorie kan ook een natuurlijk persoon door het hof in de kosten worden veroordeeld. Dit is slechts mogelijk in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Deze situatie zal in de praktijk zeer weinig voorkomen.

Artikel
Artt. 7:15, 8:73-75a Algemene wet bestuursrecht
Artt. 1, 2 Besluit proceskosten bestuursrecht Wet Kosten bestuurlijke voorprocedures, Stb. 2002, 55
Verder lezen
A.N. Hamers, G.A. Weenink, Handleiding fiscaal procesrecht, Elsevier bedrijfsinformatie 2002, blz. 179-197.
J.A. Smit, Bezwaar in belastingzaken, Kluwer 2002, blz. 133-135.
Hoge Raad 1 juli 1993, nr. 15137, Nederlandse Jurisprudentie 1995, 150 (NCB-Staat).
Hoge Raad 17 december 1999, nr. C98/80HR, Nederlandse Jurisprudentie 2000, 87/88.
Bron
Hoge Raad 8 augustus 2003, nr. 37 888.